Bereiding
Begin met het maken van de harde karamelstukjes.
Bekleed een bakplaat met een vel bakpapier. Doe de suiker en het water in een pannetje en verwarm op middelhoog vuur, zonder te roeren. Verwarm net zolang tot de suiker volledig is gesmolten en de karamel een goudgele kleur heeft. Haal de pan van het vuur en giet de hete karamel (pas op, echt loeiheet!) over de bakplaat. Draai de bakplaat een beetje rond om de karamel egaal te verdelen. Laat de karamel afkoelen en uitharden. Breek de karamel in kleinere stukken zodat ze in de keukenmachine passen. Draai de karamel tot kleine stukjes (geen poeder!) in de keukenmachine.
Verwarm de oven voor op 160 graden. Bekleed 1 of 2 bakblikken met bakpapier.
Roer in een kom de boter met de suiker, vanille-extract en het zout door elkaar tot het goed gemengd is. Roer het ei erdoor. Spatel tot slot de bloem en de karamelstukjes door het koekbeslag. Schep het beslag in een wegwerpspuitzak. Knip een punt af van het uiteinde van de spuitzak, groot genoeg zodat je balletjes kunt spuiten ter grootte van een walnoot. Spuit balletjes ter grootte van een walnoot op het bakblik (ik sneed het beslag af met een mesje), niet te dicht op elkaar want het beslag gaat uitlopen. Ik kon 12 balletjes kwijt op een bakblik.
Bak de koekjes in het midden van de oven in 8 tot 10 minuten gaar. Haal ze uit de oven en laat ze op het bakpapier op een rooster afkoelen. Bewaar de Amsterdamse koggetjes als ze afgekoeld zijn in een luchtdichte trommel.
Deel je reactie